83 jaar oud strompel ik mijn leven door. Veel heb ik niet meer om voor te leven: mijn enige zoon is al een paar jaar dood en heeft geen kinderen achtergelaten. Ik ben dus op mezelf aangewezen, gelukkig kan ik nog gewoon thuis wonen en hoef ik niet naar een verpleeghuis.
Ik ben altijd geschiedenisdocent geweest, klas na klas na klas is er aan mij voorbij getrokken, vele duizenden leerlingen, sommige met frisgewassen hoofdjes, verlegen jongetjes, meisjes met grote ogen, ook kinderen met puistjes en beginnende snorretjes.
Als ik aan mijn leerlingen terugdenk, merk ik dat ik een soort standaard in mijn hoofd heb waar maar zeer weinig leerlingen van afwijken. Ik was ook berucht slecht in het onthouden van namen. Als ik een klas een jaar lang les gegeven had, en ik kende drie namen, dan was het veel. Als ik dezelfde klas het jaar daarop weer had, leerde ik er geen namen meer bij: de score bleef drie.
Dit ontlokte wel eens schampere opmerkingen aan leerlingen: “Meester, wij moeten honderden vorsten, helden en vijandelijke staatslieden uit ons hoofd leren, en u kunt niet eens onze namen onthouden.”
“Nee jongen,” zei ik dan, “je hebt helemaal gelijk. Het is niet eerlijk verdeeld in de wereld.”
Daar moesten ze het maar mee doen.
Reacties