Een paar dagen geleden besloot ik mijn herinneringen uit de basisschooltijd eens op papier te zetten. Mijn vroegste herinnering is een droom die ik had toen ik ongeveer drie jaar oud was. En mijn laatste basisschoolherinnering is het spelen van verstoppertje op de laatste schooldag. Maar die negen jaar daartussen, wat is daar nog van overgebleven? Afgezien van het feit dat ik ‘gevormd’ ben in die tijd, vroeg ik me af wat ik me daar nog actief van kan herinneren.
In eerste instantie niet zo veel, leek het. Maar toen ik eenmaal bezig was, zette de ene herinnering de volgende weer in gang. En ik merkte dat het hielp om de herinneringen te categoriseren naar ‘periode’. Ik ben als kind aardig vaak verhuisd, en bij bepaalde huizen had ik bepaalde herinneringen en associaties.
Toen rees bij mij de vraag: waarom kan ik me bepaalde gebeurtenissen wel, en andere niet herinneren? Waarom kan ik me dat jongetje op een Franse camping nog wel herinneren? En de meeste van mijn klasgenootjes, waar ik toch beduidend meer tijd mee heb doorgebracht, niet meer?
Het lijkt te maken te hebben met dagelijkse routine versus ‘bijzondere’ gebeurtenissen. Vakanties kan ik me beter herinneren, omdat de dagelijkse routine werd doorbroken en er bijzondere dingen gebeurden. Alles wat dag na dag hetzelfde was, wordt automatisch op de grote hoop geveegd.
En kattekwaad, dat kan ik me ook nog goed herinneren. Ook vanwege de spanning en de intensiteit waarschijnlijk. Het uit bed kruipen om snoepjes te pakken toen ik vier was. Het stelen van een blikje fris toen ik acht was. Hm, dat was zo’n beetje alle kattekwaad.
Verder zijn er ook dingen waarvan je denkt dat je ze herinnert, maar die je in werkelijkheid op foto’s hebt gezien. Sinterklaas met m’n nichtjes, en m’n oom verkleed als clown in Engeland. Sleeën in de winter. Allemaal beelden van foto’s, die ik pas jaren later in mijn geheugen heb opgeslagen.
Interessante materie. Wat kun jij je nog van vroeger herinneren?
Mijn oudste herinnering: achterop de drager bij pappa. Pappa draagt een wit hemd dat naar zeep ruikt, en een donkere broek. We fietsen onder de bomen, en de zon knippert in mijn ogen. Ik hou pappa vast aan de riemlusjes. Mijn benen kriebelen; pappa lacht naar mamma. Die heeft mijn kleine broertje voorop de fiets. Mijn kleine broertje heeft heel wit haar en is heel lief. Ik hoor een vogel zingen in de bomen en pappa zegt iets maar ik hoor het niet goed.
Dan stoppen we bij een weiland en pappa tilt me van de fiets en legt de deken waar ik op zat op het gras. Mamma legt allemaal lekkere dingen neer – daar stopt het… ik was denk ik 3 jaar, mijn broertje krap anderhalf.
En de herinnering kwam boven toen ik mijn dochter van 1 in het fietsstoeltje zette… onder de bomen, terwijl de zon in mijn ogen knipperde. 47 jaar later…
Picknicken is een spannende gebeurtenis uit de kindertijd, en een leuke herinnering om de rest van je leven mee te dragen.