‘Eén speltbrood alstublieft.’
De bakkersvrouw keek me vorsend aan.
‘Had jij niet vorige keer te veel betaald voor een speltbrood?’ vroeg ze.
Niet dat ik wist. Anders had ik er de vorige keer wel wat van gezegd.
De bakkersvrouw schudde haar hoofd, ‘laat maar’.
Maar het liet haar niet los.
‘Eergisteren?’ vroeg ze.
‘Dat klopt,’ zei ik, ‘eergisteren heb ik hier een speltbrood gekocht’.
‘Ja!’ riep ze verrukt, ‘dan was jij het tóch!’
Ze deed het brood in een plastic zakje.
‘Dat wordt dan één vijfenzestig min zeventig cent is vijfennegentig cent’.
In deze barre tijden, van kredietcrisis en zo, tóch een mooie meevaller.
Schattig dat dat zo’n vrouw niet loslaat!