‘Gerrit! Kun je even komen?’
Gerrit stond op en liep naar het kantoor van Herman, zijn baas. Tijdens het lopen stopte hij zijn overhemd terug in zijn broek. Dat lukte aan de voorkant, aan de achterkant kon hij er niet goed bij.
‘Gerrit. Ik snap er niets van. Ik zit hier naar deze facturen te kijken, en naar het administratiesysteem. En iets lijkt er niet te kloppen. Het telt niet op.’
‘O,’ zei Gerrit. Hij liep om het bureau van Herman heen, om naar Herman zijn computerscherm te kunnen kijken.
‘Hier, een voorbeeld,’ Herman wees met een afgekloven balpen op een bedrag op het scherm, ‘dit is het totaal aan bestellingen van 24 oktober. Daar heb ik hier de orderbonnen en de facturen van.’
Hij sloeg hard op een map, Gerrit schrok ervan. Die map kende Gerrit maar al te goed. Dat was de map waar hij altijd alle orderbonnen en facturen in deed.
Herman vertelde dat hij alle bedragen op de facturen bij elkaar op had geteld. En dat hij dat had vergeleken met het bedrag dat er in de administratie stond. En dat hij dan niet op het totaal kwam. En dat hij toen naar de orderbonnen had gekeken. En… En… En…
De blik van Gerrit dreef af naar buiten, naar de grijsgrauwe lucht die als een chronische depressie boven het kantoorpark hing. De stem van Herman hoorde hij nog wel, maar hij luisterde niet meer. Hij wou dat hij de stem kon doen ophouden, zoals je zou willen dat de wasmachine van de bovenburen zou ophouden. Maar het dreinde door. Was het centrifugeren al begonnen?
*
Ongeveer een half jaar eerder had Gerrit een methode ontdekt. Of liever: had de accountant een methode ontdekt.
‘Gerrit,’ had de accountant gezegd, ‘hier word ik niet zo vrolijk van. Want stel dat jij fraude pleegt? Stel dat jij bijvoorbeeld orderbonnen uitdraait, en de betaling op jouw rekening laat bijschrijven. Is er dan iemand die dat controleert?’
Nee, dacht Gerrit.
‘Ja,’ zei Gerrit, ‘Herman controleert wekelijks of alle betalingen kloppen.’
‘Hm,’ zei de accountant. Gerrit had er daarna niets meer van gehoord.
Uit nieuwsgierigheid had hij geprobeerd of het inderdaad kon. Eerst had hij honderd euro te veel laten overboeken naar de rekening van een klant. Als dat werd ontdekt, kon hij altijd nog zeggen dat het een foutje was.
Het was niemand opgevallen. Twee weken later nog steeds niet. Twee maanden later nog steeds niet. En toen hij erover na ging denken, was er inderdaad geen manier waarop iemand, behalve hijzelf, er ooit achter kon komen.
*
De eerste keer durfde hij het pas ’s avonds te doen, nadat iedereen naar huis was. Herman had tot laat in zijn kantoortje gezeten, en was verbaasd om Gerrit nog druk aan het werk te zien.
‘Kan dat niet morgen?’ had Herman gevraagd. Gerrit had iets gemompeld over liever vandaag afmaken, morgen veel andere dingen. Herman had zijn schouders opgehaald en was de lift in gestapt.
Normaal ging hij altijd als een van de eersten naar huis. De geluiden in het lege kantoor waren nieuw voor hem. De tl-verlichting, kalm zoemend boven zijn hoofd. De koffieautomaat, zichzelf pruttelend aan het reinigen. Een vrachtwagen, ergens ver weg aan het toeteren.
Hij opende het factuurprogramma, en maakte een nieuwe factuur aan. Trillend pakte hij zijn agenda uit zijn tas, en tikte het rekeningnummer over dat daar stond. Hij was er speciaal voor naar de Kamer van Koophandel gegaan, om een bedrijf op te richten met een plausibele naam. Hij printte de factuur en de orderbon uit. Twee keer: voor in de map en voor naar de klant.
Stom, dacht hij, er gaat natuurlijk helemaal geen factuur naar de klant. Zonde van het papier. Hij grinnikte in zichzelf: hij was duizenden euro’s naar zichzelf aan het overmaken, en hij maakte zich druk om twee A4’tjes.
De factuur en de bon voor de klant gingen bij het oud papier. De andere factuur en bon deed hij in de map. Hij klikte de order door. Het ging eigenlijk nog makkelijker dan hij had gedacht. Hij sloot zijn pc af, pakte zijn spullen bij elkaar en nam de lift naar beneden.
Het was een heldere lentedag. Hij stapte naar buiten. Een groter contrast met de bedompte kantoorlucht binnen was niet mogelijk. Hij ademde diep in, en met zijn longen vulde ook zijn hoofd zich met een heerlijk soort vrijheid.
Zo voelde het dus, om een fraudeur te zijn. Fraudeur. Hij zei het woord een paar keer hardop. Het klonk wel mooi. Beter dan ‘burgerman’. Gerrit, de fraudeur. Gerrit, per vandaag officieel burgerman-af. Per vandaag was hij lid van dat illustere gezelschap dat dagelijks de kranten vulde. Silvio Berlusconi. Bernard Madoff. Lance Armstrong. Gerrit van de Gelder.
Van tevoren had hij gedacht dat hij zich schuldig zou voelen. Maar hij liep opgewekt naar huis, lichter dan ooit. Alsof niemand hem meer iets kon maken. Of Herman wel tevreden met hem was, kon hem ineens een stuk minder schelen. Of zijn collega’s hem wel mochten, kon hem ineens een stuk minder schelen. Of zijn vrienden hem wel een geschikte vent vonden, kon hem ineens een stuk minder schelen.
Het voetgangerslicht stond op rood. Er kwam niets aan. Dus hij liep gewoon door. Het kon hem niets meer schelen.
Dit verhaal is op23 oktober geschreven, tijdens de tweede sessie van Shut Up & Write Amsterdam, in café De Jaren.
Reacties