Hij had een eng boek gelezen voordat hij ging slapen. Dat had hij niet moeten doen. Ieder geluidje leek nu een monster, of een eng dier, of een moordenaar. Waarom moest zijn vader ook altijd ’s avonds werken? Het donkere bos naast het huis ritselde wild en fluisterde zijn gruwelijke geheimen.
Nu wist hij zeker dat hij iets hoorde. Gemorrel bij het raam beneden, en hij dacht zelfs dat hij iemand hoorde mompelen. Hij stapte uit bed, en probeerde zonder te kraken over de houten vloer te lopen, naar het raam. Maar hij kon niet zien wat er beneden gebeurde, en hij durfde het raam niet open te doen.
Een zondagmiddag, drie maanden geleden. Gerrit en hij waren in de studeerkamer van vader aan het spelen. Ze wisten dat het eigenlijk niet mocht, maar vader was er weer eens niet en er lagen machtig mooie dingen om mee te spelen. Een oude schrijfmachine, een vergrootglas, sigaren. Het waren magische zaken, hij durfde ze nauwelijks aan te raken. Gerrit had daar minder moeite mee.
“Hans, moet je kijken!” riep hij uit, telkens als hij iets moois tegenkwam: een boek over geweren, een oude rekenmachine, een fles whisky. Die fles maakte hij open en hij nam er een stevige teug van.
“Jij ook?”
Hans schudde van nee, hij wou dat Gerrit voorzichtiger met de spullen was. Zo zou zijn vader zeker merken dat ze in zijn studeerkamer waren geweest.
“Moet je eens kijken, een sleutel!” Gerrit hield triomfantelijk een sleuteltje omhoog, dat hij in een bureaula had gevonden.
“Leg alsjeblieft terug!” zei Hans.
“Neuh! Nou wil ik weten waar het van is ook!” Gerrit probeerde de kast in de hoek van de kamer open te maken. Dat lukte. Het deurtje zwaaide open. De jongens keken ademloos naar de verzameling geweren die daar uitgestald stond. Prachtig gepoetste, blinkende geweren. Ze roken naar hout, staal en kruit.
“Dat zijn m’n vaders geweren,” zei Hans zacht.
“Is jouw vader jager?” vroeg Gerrit vol bewondering. Hij pakte een geweer uit de kast, aaide het en zette het tegen zijn schouder. Toen draaide hij naar Hans.
“Boem!”
“Pas op!” riep Hans, “straks is ‘ie geladen, gek!”
Maar Gerrit vond het alleen maar een goede grap. Hans kon de verleiding niet langer weerstaan en pakte ook een geweer uit de kast, een dubbelloops. Hij klapte het open, zoals hij zijn vader wel eens had zien doen. Er zaten geen kogels in, zag hij. Hij sloot het geweer en ging op de grond liggen. Mikte op Gerrit, spande de haan en haalde de trekker over. Klik.
Op dat moment hoorden ze de deur beneden openzwaaien. Vader! Snel zetten ze de geweren terug in de kast, deden de kast dicht en op slot, gooiden de sleutel terug in de la en renden de kamer uit.
Vader kwam de trap op. “Zo jongens. Braaf aan het spelen?” Hans knikte. Gerrit kon natuurlijk zijn lachen weer niet houden, maar vader was wel wat gewend van Gerrit en lette er niet op.
Dat was drie maanden geleden. Hans durfde het raam niet open te doen, maar inmiddels wist hij dat hij niet aan het dromen was. Er waren inbrekers beneden. Hij liep naar de studeerkamer, en pakte een geweer uit de kast in de hoek. Er lag ook een zakje munitie, maar die leek niet bij dit geweer te horen. Dan zo maar.
Hij sloop de trap af en stelde zich op in de gang. Hij stond er net, toen de deur luid krakend bezweek.
“Zo we zijn binnen. Nu kijken… Wat…!”
Hans stond oog in oog met een grote kerel, die hij vaag kende uit het dorp. Hans hield het geweer strak op de man gericht.
“Ferry, het is die kleine.”
“Ja en?” zei de man die kennelijk Ferry heette, “laten we ons daar door weerhouden?”
“Eh, nou, die kleine staat hier met een doorgeladen geweer van z’n pa.”
Er viel een krachtterm. De grote man liep achteruit het huis uit. Hans schopte de deur dicht en ging in de gang zitten, trillend.
Toen zijn vader twee uur later thuiskwam, keek ook hij bij binnenkomst in de loop van een geweer. Vader schrok, werd boos, maar toen hij het hele verhaal hoorde, was hij stiekem wel blij dat de jongens zijn geweren ontdekt hadden.
Hij beloofde Hans dat ze de volgende dag zouden gaan jagen. En kon een brede grijns niet onderdrukken.
Reacties