Wat fietste hij hard! Ik kon hem nauwelijks bijhouden. Het zweet gutste van mijn gezicht. Johan had een flinke voorsprong op me. O, hoe kon ik dit moeder vertellen! Dat ik verloren had van Johan!
Hij trapte fiks door, onze Johan. Maar toen zag ik het verkeerd gaan. Ik riep nog: “Pas op, de tramrails!” Maar Johan dacht dat het een list van me was om hem uit zijn concentratie te halen. Hij fietste, en fietste, zijn wiel kwam in de tramrails, en daar ging hij. Pardoes door de lucht. Het was een mooi gezicht, Johan daar als een vogeltje zo vrij te zien vliegen.
Zelf leek hij het minder aangenaam te vinden. Hij slaakte een akelige kreet, waar menig gier nog jaloers op kon zijn, en belandde met zijn hoofd als eerste in een bosje. Ook zijn fiets koos het struweel als rustplaats.
Ik fietste snel op Johan af en hielp hem overeind. We probeerden nog zijn fiets los te krijgen, maar deze had zich definitief in de struik genesteld. Johan ging bij mij achterop zitten, en we fietsten naar huis.
“Moeder,” zei ik, “ik heb van Johan gewonnen!”
Reacties